Johann Sebastian Bach (1685 – 1750)
Tot de bekendste cantates behoren die van Johann Sebastian Bach (1685 – 1750). Bach heeft deze muziekvorm totaal vernieuwd en tot grote hoogte gebracht. Tijdens zijn leven schreef Bach 295 cantates, waarvan er 202 bewaard zijn gebleven. Het overgrote deel van deze cantates kwam volgens biograaf Christoph Wolff tot stand in de jaren 1723-25, toen Bach in Leipzig verbleef.
In 1723 heeft Bach zijn stijl gevonden, die later nog nauwelijks veranderde. Tijdens Bachs leven is slechts één cantate (BWV 71 “Gott ist mein König”) in gedrukte vorm uitgegeven. Van alle ander cantates bestonden, toen hij stierf, alleen maar handschriften. Bachs enorme cantateproductie delen de musicologen op in vijf cantatejaargangen.
De meerderheid van de cantates werden door Bach geschreven als muzikale omlijsting van de zondagse kerkdienst.
De cantates sloten inhoudelijk aan bij de lezingen en de preek van die zondag of kerkelijke feestdag zoals bijvoorbeeld Maria Lichtmis (2 februari).
Het is dus thematische functionele gebruiksmuziek, maar van een hoog muzikaal niveau.
Een cantate bestaat doorgaans uit enkele koorzangen, aria’s en recitatieven en duurt meestal 20-25 minuten.
De meeste van Bachs cantates beginnen met een aria of met een uitgebreid openingskoor. Deze opening wordt gevolgd door enkele aria’s en recitatieven. Bijna alle cantates eindigen met een eenvoudig koraal.
De openingskoren illustreren duidelijk Bachs briljante “combinatie-methode”, waarin structurele en stilistische elementen van verschillende oorsprong samenkomen. De aria’s worden gekenmerkt door een regelmatige, vaak dansante ritmiek en een liedachtige, vlot in het oor liggende melodie.