BWV 36 schreef Bach voor de eerste Adventszondag, 2 december 1731 door recitatieven uit de voorafgaande wereldse cantates te vervangen door koraalbewerkingen. Voor al deze cantate werd de tekst waarschijnlijk geschreven door Christian Friedrich Henrici, de postbeambte die onder het pseudoniem Picander Bach veel teksten leverde.
Omdat Bach deze kerkcantate uit een werelds parodiemodel afleidt door de vier recitatieven daarin te vervangen door koralen of koraalbewerkingen, krijgt de cantate een structuur die we nergens anders aantreffen: alle even nummers zijn op koralen gebaseerd. Daarmee is BWV 36 trouwens géén ‘koraalcantate’ geworden: daaraan ligt immers een specifiek plan ten grondslag dat hier niet wordt gevolgd. De totale afwezigheid van recitatieven geeft aan deze late cantate toch een wat ouderwets karakter.
De cantate bestaat uit twee delen van vier nummers, elk besloten met een eenvoudig vierstemmig geharmoniseerd slotkoraal en resp. uit te voeren voor en na de preek.