Als Bach voor 11 juni 1724, de eerste zondag na Trinitatis, zijn cantate 20 schrijft is hij precies één jaar werkzaam als Thomaskantor in Leipzig. Hij heeft volgens plan elke zon- en feestdag een zelf gecomponeerde cantate uitgevoerd, ten dele gebruik makend van eerder in Weimar geschreven cantates.
BWV 20 bestaat uit twee delen, respectievelijk uit te voeren voor en na de preek, bijna dertig minuten muziek voor 11 stukken. De evangelietekst voor deze eerste zondag na Trinitatis (het Drievuldigheidsfeest, een week na Pinksteren waarmee de tweede, feestloze helft van het kerkelijk jaar begint) is Lucas 16: 19-31, het verhaal van de rijke man die op aarde Christus niet herkende in de arme Lazarus maar deze, zuchtend onder eeuwigdurende kwellingen in het dodenrijk, benijdt en om hulp smeekt. Hierbij past het kerklied van Johann Rist (1642) op een melodie van Johann Schop O Ewigkeit, du Donnerwort.