Bachs Himmelfahrts-Oratorium is weliswaar niet langer dan een cantate, maar is door de oude Bachgesellschaft toch ten onrechte als nr.11 van de cantates gepubliceerd. Het is namelijk wel degelijk een oratorium zoals de passies en het Weihnachts-Oratorium: een vocale compositie op basis van handelingen en gebeurtenissen waarvan een getuige (testo), dit geval een evangelist, verslag doet.
Bach componeerde zijn ‘Oratorium Festo Ascensionis Xsti‘ voor Hemelvaartsdag 1735, 24 mei, nadat hij al driemaal eerder een cantate voor die gelegenheid had geschreven (resp. BWV 37, 128 en 43). Het werd uitgevoerd in de ochtenddienst in de Nicolaïkirche, en, zoals op feestdagen gebruikelijk, ‘s middags herhaald in de andere hoofdkerk, de Thomaskirche. Vijf maanden eerder was zijn uit zes cantates bestaande Weihnachts-Oratorium voor het eerst uitgevoerd, en enkele jaren later zou Bach zijn paascantate Kommt, eilet und laufet omdopen tot Oster-Oratorium.
Het openingskoor en de twee aria’s zijn zogeheten ‘parodieën’: Bach liet zijn librettist (onbekend, wellicht Picander) een nieuwe, metrisch en affectief gelijkwaardige tekst schrijven voor een bestaande compositie, die ons trouwens niet is overgeleverd. De bijbeltekst die door een evangelist (tenor) wordt voorgedragen is ontleend aan een destijds gangbare ‘Evangelien-Harmonie’: een poging om de informatie van de vier verschillende evangelisten tot één tekst te compileren. In het Himmelfahrts-Oratorium horen we teksten uit de voorgeschreven epistellezing, Handelingen 1: 1-11, de evangelielezing Marcus 16: 14-20, maar ook uit het slot van het Lucas-evangelie, Lucas 24: 50-52. Het bericht van de evangelist wordt viermaal onderbroken voor interpreterende en commentariërende reacties. Imposante begin- en slotkoren omsluiten de hemelvaartsgeschiedenis.