
Cantate 76, die op 6 juni 1723, de tweede zondag na Trinitatis, in de Leipziger Thomaskirche voor het eerst werd uitgevoerd, is de tweede cantate die men daar van de nieuw benoemde Thomaskantor en ‘Director Musices’ hoorde, nadat Bach met vrouw en vijf kinderen, in twee koetsjes en met vier wagens huisraad, op 22 mei was gearriveerd. BWV 76 vormt een tweeluik met BWV 75, die Bach een week eerder als ‘Antrittskantate’ in de Nicolaikirche liet horen; beide cantates had hij ongetwijfeld reeds in Köthen gecomponeerd en ze vormen tesamen een imponerend visitekaartje, waarin Bach alle voorzichtigheid laat varen die zijn sollicitatiecantates (BWV 22 en 23) van 7 februari nog kenmerkten. Bach heeft in elk geval het eerste gedeelte van BWV 76 later nog eens op Hervormingsdag (‘Reformationsfest’, 31 oktober) uitgevoerd. Christoph Wolff vermoedt, op redelijke gronden, dat de teksten voor deze cantates afkomstig zijn geweest van Leipzigs dienstdoende burgemeester Gottfried Lange, die zich sterk heeft gemaakt voor Bachs benoeming, een zekere naam had als librettist en waarschijnlijk ook de teksten voor Bachs sollicitatiecantates had geleverd.